Onderwijsontwikkeling: Programma van Eisen

Mijn eerste jaar als docent bij het ontwerpproject in het eerste kwartaal van het eerste jaar van Werktuigbouwkunde richtte ik me bij het programma van eisen vooral op het uitleggen van toetsbaarheid: operationalisatie en toegankelijkheid. Maar op het tentamen bleek dat studenten dat compleet verkeerd begrepen hadden. In plaats van dat ze keken naar of een criterium objectief meetbaar was (bijv. ‘zo licht mogelijk’), hadden ze vooral opgepikt dat er een harde grens moest zijn (bijv. ‘lichter dan de vorige versie’). Als er wél een grens was, maar géén objectief meetbare grootheid, dan rekenden ze het criterium goed (bijv. ‘makkelijker te gebruiken dan het product van de concurrent’). Vice versa hadden studenten begrepen dat criteria zonder harde grens, maar wel met een goed meetbare variable, niet goed waren (bijv. ‘zo goedkoop mogelijk’).

Het volgende jaar heb ik daarom niet alleen aandacht besteed aan toetsbaarheid, maar ook aan verschillende typen criteria. Het belangrijkst daarbij was het onderscheid tussen functionele eisen (‘Wat MOET het doen?’) en prestatiecriteria (‘Wanneer doet het dat GOED?’). Maar ook randvoorwaarden en specificaties had ik onderdeel van de stof gemaakt. Dit ging beter, maar het verschil tussen die 4 typen criteria kreeg ik maar lastig overgebracht.

Continue reading Onderwijsontwikkeling: Programma van Eisen